Taalbeschouwing | Gebruik van de taal: |
|
kleuters |
klas 1 |
klas 2 |
klas 3 |
klas 4 |
klas 5 |
klas 6 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
functies van taal |
taal zien als middel om je te uiten |
® idem + taal zien als middel om te communiceren
|
® idem + taal zien als middel om gedachten te ontwikkelen |
® idem |
® idem + taal zien als middel om te beïnvloeden
|
® idem + de rol van argumentatie onderscheid feiten en meningen |
® idem + soorten argumenten de deugdelijkheid van argumenten (jij-bak, drogreden e.d.) |
communicatieve situaties |
concrete situaties |
® idem + abstractere situaties telefoongesprek) |
® idem + kijken naar verschillen gesproken en geschreven taal |
® idem + passend taalgebruik (aanspreek-vormen en woord- gebruik |
® idem
|
® idem + stijl van uitingen teksten |
|
woord- en zinsbetekenis |
ontdekken van gevoelswaarde
|
® idem + synoniemen |
® idem + letterlijke en figuurlijke betekenis
|
® idem + stijlfiguren (eufemisme) |
® idem + spreekwoorden en gezegden |
® idem + vaktaal en jargon |
® idem + betekenis omschrijven en vaststellen (definities)
|
taalvariatie |
|
® idem + waarnemen vergelijken andere taal en moedertaal |
® idem + verschillen in moedertaal (dialect, sociolect) |
® idem + attitudes t.a.v. dialect en sociolect |
® idem + verschijnsel meertaligheid |
® idem + attitudes t.a.v. vreemde talen |
® idem + attitudes t.a.v. meer-taligheid
|